Meewind kan in de toekomst schadeclaims verwachten

Zaterdag 11 oktober 2014

Wie kent niet de irritante TV en radioreclame van de duurzame graaier Meewind?
Veel kijkers en luisteraars hebben vanwege het vermoeden van misleidende reclame een klacht ingediend bij de Stichting Reclame Code. De Commissie oordeelde dat de klagers gelijk hadden en dat de reclame’s van Meewind misleidend waren.
Meewind ging als doortastende graaier in beroep bij het College van Beroep dat deze week gehakt maakte van het verweer van Meewind.

Het College van Beroep onderschrijft de uitspraak van de Stichting Reclame Code dat de tv-commercial van Meewind misleidend is. Ook de uitspraak dat de commercial misleidende informatie geeft over de te verwachten rendementen heeft Meewind in een beroep niet kunnen ontkrachten.

Wat betekent dit voor beleggers die op basis van de tv-commercial zijn ingestapt?

Voor beleggers die op basis van de reclame van Meewind met minimaal 1030 euro zijn ingestapt, ligt in de toekomst de weg open om schadeclaims in te dienen wanneer zij de in het vooruitzicht gestelde netto rendementen van tussen de 7 en 10% niet realiseren. Dit is de opmaak naar een faillissement van Meewind in navolging van het Deense Procon, het Duitse Prokon en het Nederlandse Econcern. Ook andere partijen die reclame hebben gemaakt voor Meewind kunnen worden aangepakt zoals het Financieel Dagblad dat toch bij uitstek een partij is die zou moeten weten dat de reclame qua inhoud niet deugde.

Ondertussen is ook Eneco bezig het grote publiek te interesseren voor beleggen in windenergie door het heel laagdrempelig aan te bieden met een instap van slechts 25 euro zonder kosten. Eneco hanteert een heel wat realistischer rendement van tussen 2,5 en 3,5%. Bij de gemiddelde windsnelheid wordt een rendement van 3% gerealiseerd. Dat is overigens alleen mogelijk op basis van de exorbitante subsidieregeling van SDE+ waarbij in totaal meer dan 170% subsidie wordt uitgekeerd.

Lees hier de uitspraak van het College van Beroep inzake Meewind

Lees hier ons artikel Meewind, zal het mee- of tegenvallen?

en De windwisseltruc van Raedthuys

Maakt u een gerede kans uw inleg terug te vragen?

Voor oneerlijke handelspraktijken bestaan er speciale regels. De Wet Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) regelt dat de verkoop van producten of diensten door ondernemers niet misleidend of agressief mag zijn. Deze wet geldt voor ondernemers. Houdt de ondernemer zich niet aan deze regels? Dan kan er sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk.

De begrippen fraude, oplichting en oneerlijke handelspraktijken lijken op elkaar. Bij oplichting en fraude is er bij de ander niet de bedoeling om producten of diensten te leveren. Bij een oneerlijke handelspraktijk is die bedoeling er wel maar gebeurt dit door bijvoorbeeld misleidende informatie te geven. Of iets op een agressieve manier te verkopen.

Misleidende verkoop

Een ondernemer mag geen:

·         Misleidende reclame maken, dus reclame maken waarbij hij dingen zegt die niet waar zijn.

·         Belangrijke informatie over het product of de dienst die u afneemt weglaten of verstoppen. De ondernemer moet u alle belangrijke informatie geven over het product of de dienst. Bijvoorbeeld over de prijs, de eigenschappen en hoe het product werkt. Deze informatie moet volledig en duidelijk zijn.

ACM (Autoriteit Consument & Markt), houdt toezicht op deze regels.

De AFM (Autoriteit Financiële Markten) ziet toe op de financiële markt. Dat betekent dat u met dit soort meldingen over financiële producten en diensten bij hen terecht kan.

Voor informatie over een financiële instelling of het indienen van klachten tegen een financiële instelling, bel het Meldpunt Financiële markten:
(T) 0900 – 540 0540 (? 0,05 per minuut, bereikbaar op werkdagen van 08.30 – 17.00u)

Met het arrest van het College van Beroep in de hand kunt u met succes een beroep doen op misleiding door Meewind. De zogenaamde garanties die Meewind geeft zijn op drijfzand gebaseerd en het is uw geld dat waarschijnlijk met de wind mee wegwaait.

Ter ondersteuning van een succesvolle eis tot schadevergoeding of terugvordering van de inleg, kan het volgende. door klager gestelde dienen:

Geïntimeerde stelt, onder verwijzing naar de door hem overgelegde stukken, dat windenergie niet in de hele keten duurzaam is en niet zonder subsidie kan. Inhoudelijk voert geïntimeerde als reactie op het beroep aan dat de reclame duidelijk de indruk wekt dat sprake is van een belegging met een zeer beperkt risico en van waardevast beleggen met een netto rendement van 7 tot 10% per jaar. Geïntimeerde stelt, onder verwijzing naar een publicatie op internet (“The performance of Wind Farms in the United Kingdom and Denmark”) dat windturbines op zee maximaal 12 tot 15 jaar meegaan en dat de energieproductie na 10 jaar al met 30 tot 60% afneemt. Als een windturbine geen energie meer levert, zijn de door Meewind genoemde garanties niets waard. De term beperkt risico is dan ook niet gepast. Als de turbines het al 20 jaar volhouden, is de intrinsieke waarde daarvan na deze periode nul. De intrinsieke waarde van het aandeel hangt af van de vraag daarnaar. Deze kan op korte termijn hoog zijn (nu 22,5%) door veel reclame te maken. Hiervan zullen uitsluitend de korte termijn beleggers profiteren. Leken zullen het uitsluitend met het dividend moeten doen en dat is tot nu toe beperkt geweest (2,2% per jaar). Op het antwoord in appel zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

Meewind noemt de intrinsieke waarde, die thans ongeveer 29% van de instapwaarde van € 1.000,– bedraagt (de aanschafkosten buiten beschouwing gelaten). Gemiddeld is de eerste vier jaar 3,5% dividend uitgekeerd. Er wordt een netto rendement van 7 tot 10% voorgespiegeld. Als men uitgaat van 10% netto rendement per jaar dan is dat in 20 jaar dus 200%. Dit gevoegd bij 100% die de inleg vertegenwoordigt en die na 20 jaar niets meer waard is, maakt dat er in 20 jaar dus 15% netto dividend zou moeten worden uitgekeerd (300% gedeeld door 20 jaar). Omdat er gemiddeld 3,5% is uitgekeerd is er in 4 jaar een achterstand van 46% ontstaan die in de resterende looptijd van 16 jaar moet worden goedgemaakt. Dat betekent dat er in de resterende looptijd zo’n 18% netto dividend zou moeten worden uitgekeerd. Dit soort bruto rendementen kunnen niet worden waargemaakt en leiden uiteindelijk, zoals in Denemarken en Duitsland is gebleken, tot een faillissement of in gebreke blijven. In het kort komt het erop neer dat elke stijging van de intrinsieke waarde in het begin uiteindelijk weer zal verdampen en uiteindelijk moet worden goedgemaakt door onrealistisch hoge dividenden. De intrinsieke waarde is voor de lange termijn belegger niet interessant omdat het enige dat zeker is, is dat de intrinsieke waarde na 20 jaar nul is. De intrinsieke waarde zegt ook niets over de werkelijke opbrengstwaarde, die meestal aanzienlijk lager ligt dan de intrinsieke waarde. Dat Meewind schermt met beursgenoteerde bedrijven in relatie tot geheimhouding moet te denken geven. Beursgenoteerde bedrijven zijn verplicht cijfers te publiceren en koersgevoelige informatie onmiddellijk openbaar te maken, eventueel onder het opschorten van de handel. Als de intrinsieke waarde in het laatste jaar 1 euro is, dan leidt een dividenduitkering van 1 euro (een promille van de inleg) al tot een rendement van 100%. Het behoeft geen betoog dat zulks door een belegger van het eerste uur niet zo zal worden ervaren. De interne-opbrengstvoet (internal rate of return, IRR) is niet meer dan een “schaamlap” om lage rendementen als hoog te verkopen.

In de commercial voor een financieel product met een minimale belegging van € 1.000,- wordt een netto rendement van 7 tot 10% voorgespiegeld en wordt gesteld dat het risico laag is. Geen van beide is waar. Het product, dat in 2008 is gestart en in 2028 eindigt, heeft na 20 jaar een waarde van 0 euro, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde afwaardering van 5% per jaar. Er wordt jaarlijks 2 tot 3% kosten berekend. Voorts geldt een instappremie van 3% en een uitstappremie van € 25,-, samen gemiddeld over 20 jaar goed voor 0,3%. Om een netto rendement van 7 tot 10% te realiseren, moet gemiddeld een bruto rendement van 15 tot 18% worden gerealiseerd, dat volledig uit de uit te keren dividenden moet komen. Over de eerste vier jaar is geen dividend uitgekeerd en in 2012 slechts iets meer dan 2%. De kans is dus groot dat na 20 jaar zelfs de inleg niet wordt terugverdiend. Daarom is volgens klager geen sprake van een klein risico en komt het werkelijke rendement niet in de buurt van het voorgespiegelde netto rendement van 7 tot 10%.